Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade 26-04-2024

Mijn weblog van 6 februari 2009 ging over de ongelijke financiële positie van de slachtoffers ten opzichte van de verzekeringsmaatschappijen. Per 1 juli 2010 zal dit (voor een deel) tot het verleden behoren. Op deze datum zal de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade in werking treden.

Onenigheid over een of meer deelgebieden kan ertoe leiden dat partijen de kern van de zaak uit het oog verliezen, waardoor de verhoudingen verslechteren en de afwikkeling van de schade op zich laat wachten. De betrokken partijen krijgen via deze wet een extra instrument ter doorberekening van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen. Tegen deze achtergrond heeft de wetgever als ontvankelijkheidsvoorwaarde gesteld dat de verzochte beslissing naar het oordeel van de rechter voldoende bijdrage kan leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.

Deze wet maakt het voor het slachtoffer (maar ook voor de verzekeringsmaatschappij) mogelijk om via een snelle verzoekschriftprocedure een deelgeschil in een letseldossier aan de rechter voor te leggen. Tegen de beslissing in de deelgeschilprocedure staat geen hoger beroep open. In de MvT worden een aantal voorbeelden van deelgeschillen gegeven, zoals hypothetisch carrière perspectief, meewerken aan een deskundigenonderzoek, behoefte aan huishoudelijke hulp, percentage eigen schuld, reikwijdte schadebeperkingsplicht (reïntegratieverplichting) , (integrale) inzage in patiëntenkaart, de advocaatkosten, de aan te wijzen deskundigen / de vraagstelling aan de deskundige, de rekenrente, looptijd verlies van arbeidsvermogen, looptijd van huishoudelijke hulp, smartengeld, voordeelverrekening, etc.

Het is onduidelijk of de kernvragen, zoals aansprakelijkheid en causaliteit eveneens als een deelgeschil aan de rechter kunnen worden voorgelegd. De wettekst sluit het niet expliciet uit, dus de jurisprudentie zal het moeten uitwijzen.

De deelgeschillenprocedure is voor het slachtoffer met name interessant omdat de advocaatkosten in beginsel integraal worden vergoed, zelfs als het slachtoffer in het ongelijk wordt gesteld. Het liquidatietarief dat vaak een fractie is van de werkelijk gemaakte kosten, wordt dus helemaal losgelaten, omdat de kosten van de procedure worden aangemerkt als buitengerechtelijke kosten in de zin van artikel 6:96 BW. In mijn visie zal deze mogelijkheid (als neveneffect) een grote bijdrage leveren aan het opheffen van ongelijkheid van wapens in letselzaken. Ik ben benieuwd hoe het in de praktijk zal uitpakken.

« Terug naar overzicht