Wet Griffierechten Burgerlijke Zaken / veranderingen na 1 januari 2011 24-04-2024

Mijn blog van 17 mei 2010 ging over de gevolgen van niet tijdig betalen van griffierechten in het bestuursrecht: namelijk niet-ontvankelijkheid. Ik hand mijn zorg uitgesproken dat dit stelsel ook in civiele procedures zal worden ingevoerd. Gelukkig is de wetgever niet zo ver gegaan in de nieuwe Wet griffierechten burgerlijk zaken. Echter, indien na 1 januari 2011 de griffierechten niet tijdig worden betaald, zal dit voor de procedures bij sector civiel zeer ingrijpende gevolgen hebben. Voor dagvaardingen die worden betekend en verzoekschriften die worden ingediend vóór 1 januari 2011 geldt het oude regime. Ik zal hieronder een aantal belangrijke veranderingen doornemen.

De belangrijkste verandering is dat indien gedaagde het griffierecht niet tijdig heeft voldaan jegens hem verstek wordt verleend en dat hij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure (artikelen 128, zesde lid, en 139 tot en met 141 Rv). Hetzelfde geldt voor de in het geding opgeroepen derde (artikel 118, tweede lid, Rv). De eiser dient vervolgens op zijn beurt op tijd het griffierecht te voldoen, anders krijgt hij geen verstekvonnis. De rechter zal de zaak aanhouden zolang eiser het griffierecht niet heeft voldaan (artikel 127a, eerste lid, Rv). Bij niet tijdig betalen door eiser, zal helemaal geen verstekvonnis worden gewezen, maar wordt de gedaagde van instantie ontslagen (artikel 127a, tweede lid). De gedaagde heeft de mogelijkheid om het verstek te zuiveren. Hij moet wel op tijd het griffierecht alsnog op de eerste roldatum voldoen (artikel 142 Rv jo. 147, tweede lid Rv).

Heeft de eiser het griffierecht niet tijdig voldaan, dan wordt de gedaagde, zoals reeds aangegeven van instantie ontslagen en wordt de eiser veroordeeld in de kosten. Indien de gedaagde reeds in het geding is verschenen en het griffierecht heeft voldaan, dient de eiser deze kosten te vergoeden (artikel 127a, tweede lid, Rv).

Er is ook een hardheidsclausule opgenomen (artikel 127a, derde lid, Rv): De rechter behoeft geen verstekvonnis uit te spreken bij het niet tijdig betalen van de griffierechten, indien de rechter van oordeel is dat e.e.a. zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, gelet op het belang van toegang tot de rechter. In dit verband wordt gedacht aan situaties, waarin de betaling wel tijdig door de eiser of de gedaagde is verricht, maar te laat op de juiste plek is aangekomen, bijvoorbeeld door fouten bij de administratieve verwerking van de betaling of een computerstoring bij de gerechtelijke instantie of de bankinstelling waar de gerechtelijke instantie een rekening van houdt.

De heffing van griffierechten bij verzoekschriftprocedures is geregeld in artikel 282a Rv. Verzoeker wordt niet ontvankelijk verklaard, indien hij het griffierecht niet tijdig heeft voldaan ( artikel 282a, derde lid, Rv). Voor verweerder geldt dat de rechter het verweerschrift niet bij zijn eindbeschikking zal betrekken. Het is dan zaak om tijdens de mondelinge behandeling alle verweren toe te lichten. De rechter kan hiermee immers rekening houden, omdat het griffierecht is verschuldigd voor het indienen van het verweerschrift en niet voor de mondelinge toelichting.

De voornoemde veranderingen brengen met zich ook mee dat de aanzeggingen in de dagvaardingen dienen te worden uitgebreid (zie onder meer artikelen 111 lid 2 sub k, l, i en j Rv). De tot 1 januari 2011 gebruikte standaardmodellen kunnen derhalve niet meer worden gebruikt en dienen (in overleg met de deurwaarder) te worden aangepast.

Tenslotte is van belang dat bij het aanvragen van een voorlopige voorziening het niet betalen van de griffierechten niet tot een verstekvonnis, niet-ontvankelijkheid of verval van instantie leidt Het spoedeisende karakter van deze procedures laat dit niet toe. Het voornoemde zal ook niet gelden voor de procedures bij de kantonrechter.

Oh ja, vergeet bijna de belangrijkste wijziging te melden. De rechtelijke macht heeft het incassorisico volledig bij de advocatuur gelegd....

« Terug naar overzicht